‘De mens is vóór alles iets wat zich naar een toekomst stuurt en zich ervan bewust is dat hij dat doet.’ Deze beroemde uitspraak van Jean-Paul Sartre raakt aan de essentie van menselijk bewustzijn: vooruitkijken en handelen met intentie. Juist dat vermogen staat onder druk in een wereld die steeds vaker wordt geconfronteerd met structurele onzekerheid: klimaatcrises, maatschappelijke spanningen, geopolitieke conflicten.
Het schrijven van deze reflectie binnen de reeks Lezen voor de toekomst bleek daarom een emotionele én intellectuele uitdaging. Het thema hoop is ongrijpbaar, vaak het domein van filosofen en kunstenaars. Recente publicaties zoals Optimisme zonder hoop van Tommy Wieringa of Hoop van Philipp Blom benaderen het onderwerp vanuit een zwaarmoedige context. Blom gunt zijn lezers pas na tweederde van zijn boek een sprankje hoop – na een bijna klassieke opsomming van mondiale rampspoed.
Toch blijf ik ervan overtuigd dat optimisme geen ontkenning van de realiteit is, maar een manier om diezelfde realiteit vorm te geven. Het is een werkhouding die niet alleen verbeelding vraagt, maar ook actie. Voor mij – en met mij vele anderen – betekent optimisme niet blind zijn voor risico’s, maar geloven in onze handelingsruimte. Zelfs wanneer we erkennen dat er sprake is van een zogenaamde optimisme bias – de cognitieve neiging te denken dat negatieve gebeurtenissen onszelf minder snel zullen treffen – is optimisme geen misvatting, maar een aanzet tot initiatief.
Optimistisch blijven
Wat betekent optimisme voor de mens? Sumit Paul-Choudbury kiest ervoor om het fenomeen intellectueel te ontrafelen. Hij is journalist en auteur van The Bright Side. Volgens hem is optimisme evolutionair ingebakken. Sterker: het maakte de homo sapiens tot de dominante soort: we verkennen, experimenteren en ondernemen risicovolle acties in de hoop iets beters te vinden – van technologie tot samenlevingsvormen. Zelfs in tijden van collectieve malaise – oorlogen, pandemieën, klimaatrampen – weten wij onszelf een spiegel van hoop voor te houden. ‘De technologie zal het oplossen.’ ‘Als mensen maar in dialoog treden.’ Zinnen die misschien oppervlakkig klinken, maar een fundamenteel menselijke drijfveer uitdrukken: geloof in verbetering.
Paul-Choudbury verbindt zijn redenatie met twee klassieke tradities: het optimisme van Leibniz en het vooruitgangsdenken van Hegel. Hoewel vaak als abstract beschouwd, vormen zij het fundament van ons westerse denken over vooruitgang, verantwoordelijkheid en menselijke veerkracht.
Via deze denklijn komen we bij activisten en beleidsmakers als Christiana Figueres, coauteur van Wij bepalen de toekomst. Zij ziet optimisme niet als luxe, maar als noodzaak: ‘Optimisme maakt dingen mogelijk. Het maakt dat je wilt bijdragen, verschil wilt maken. Het maakt dat je ’s morgens uit bed springt omdat je je tegelijkertijd uitgedaagd en hoopvol voelt.’ Optimisme is hier geen passief geloof, maar een actieve bron van motivatie.
Is hoop een kwestie van tijd?
‘Hoop is het uitstrekken van je armen naar iets wat nu nog onbereikbaar lijkt, maar zich intussen al ergens in het heden verscholen houdt.’ Deze poëtische definitie van filosofe Joke Hermsen vormt een brug tussen reflectie en verbeelding.
In haar boek Tijd is hoop (met daarin ook haar eerdere werken Stil de tijd, Kairos en Ogenblik & Eeuwigheid) verbindt Hermsen hoop aan tijdservaring en creatief denken. Hoop is volgens haar niet alleen een emotie, maar ook een intellectuele houding.
Als mensen zijn wij uniek in ons vermogen om verleden, heden en toekomst te overzien – en vanuit dat overzicht utopieën te formuleren. De klassieke utopieën van Thomas More en Francis Bacon waren immers eerder maatschappijkritiek dan blauwdrukken. Hermsen laat zien dat hoop als mentale activiteit de basis kan vormen voor het scheppen van het onverwachte nieuwe.
Kunstenaars als Gustav Klimt en Paul Klee, en schrijvers als Virginia Woolf en Frederik van Eeden, maakten in hun tijd via verhalen, schilderkunst en muziek ruimte voor alternatieve werkelijkheden.
Deze voorbeelden, en die in het kader hieronder, laten zien dat optimistisch denken allesbehalve naïef is. Het is gericht, gefundeerd en praktisch. Het stelt ons in staat om anders te kijken, anders te ontwerpen en anders te handelen.
En dát geeft mij uiteindelijk hoop: niet als droom, maar als richtinggevende realiteit.
Positief-realistische toekomsten - drie voorbeelden
- Stefaan Vandist – winnaar van het Managementboek van het Jaar 2025 met Provotyping – presenteert visuele concepten, methodieken en producten die bijdragen aan een duurzame toekomst.
- Floor Milikowski toont in Contouren van een nieuw land dat er in Nederland al tal van initiatieven bestaan op het gebied van land- en stedenbouw die vandaag werken aan de wereld van morgen.
- Ermi van Oers ontwikkelt met haar project Living Light energieopwekking via planten – een baanbrekende toepassing van biodesign.
Over Bertrand Weegenaar
Bertrand Weegenaar is als hogeschooldocent HBO-ICT werkzaam op Windesheim. Zijn voorliefde ligt bij de onderwerpen strategie, marketing, geschiedenis; biografieën en internet; e-business.